|
Infotekst COP6 |
||||||||||||||||||||||
HET GAAT MOOI WEL OM DE AARDE, IDIOOT! Van 13 tot 25 november
vindt in Den Haag COP6, de zesde Conference of the Parties plaats. Als
onderdeel van het United Nations Framework Convention on Climate Change
zullen aan de onderhandelingen 159 regeringen, 500 vertegenwoordigers van
’s werelds belangrijkste milieuorganisaties en maar liefst 10.000 industriële
lobbyisten deelgenoot zijn. De belangen rond deze conferentie zijn dan
ook behoorlijk groot te noemen als er eindelijk besloten wordt hoe regeringen
klimaatverandering een halt toe willen roepen. Volgens velen (inclusief
de politieke partij GroenLinks alsmede de meeste milieuorganisaties) ligt
de oplossing van de klimaatcrisis bovendien besloten in een oprukkend marktkapitalisme.
Zo schrijft de agenda in Den Haag de creatie van een nieuwe lucratieve
markt voor, ‘The New Carbon Economy’ en lijkt er economische winst te zitten
in passiviteit. Dit lijkt verwonderenswaardig, zeker gegeven het feit dat
het hedendaagse kapitalisme in feite gebaseerd is op de uitstoot van fossiele
brandstoffen en dus klimaatverandering in de hand heeft gespeeld, maar
is eigenlijk niet eens zo vreemd te noemen. Om dit te begrijpen moet er
maar eens een kijkje in de hedendaagse politieke en economische keuken
van klimaatverandering genomen worden. Hoe is het toch mogelijk geweest
dat de huidige klimaatcrisis, die tot voor kort zo tegen het kapitalisme
leek in te gaan, het neoliberale marktdenken juist bevorderd heeft? Bovendien,
wat voor gevolgen kan dit haast dogmatisch raamwerk voor de aarde en haar
bewoners met zich meebrengen?
Internationale onderhandelingspolitiek De Earth Summit in Rio de Janeiro zag de geboorte van het eerste internationale verdrag aangaande klimaatverandering. Progressief als het was, kende dit verdrag als centrale doelstelling de reductie van de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer tot een niveau dat gevaarlijke menselijke uitwerkingen op het klimaatsysteem voorkomt. Het optimisme was zo ongekend dat door de uitroepen van de Verenigde Naties, de media en milieuorganisaties, ook jij niets anders meer kon geloven dan dat klimaatverandering de rug al was toegekeerd! Niets was minder waar natuurlijk. Traditioneel begonnen de onderhandelingen voor dit verdrag al geruime tijd eerder en vroege onderhandelingen geven georganiseerde belangen immer goede mogelijkheden om de discussie in hun gewenste richting te sturen. Met name Amerikaanse industrieën met een direct belang in een verdere groei van de olieconsumptie (zoals oliemaatschappijen en de auto-industrie) hebben hun machtspositie goed weten te gebruiken. Niet alleen heeft er continue overleg met delegatieleden plaats gevonden, het doel om hun marktaandeel veilig te stellen heeft ze er zelfs toe aangezet om behoorlijk wat geld in de publieke opinie te investeren. Zo financiert de Global Climate Coalition nog altijd reclamespots en wetenschappelijk onderzoek speciaal in het leven geroepen om het verband tussen het versterkte broeikaseffect en klimaatverandering onderuit te halen. Uiteraard heeft dit het werkelijke publieke en politieke debat onder laten sneeuwen. Onder meer in de Verenigde Staten en Australië hebben groene stemmen hieronder moeten lijden met als gevolg dat delegatieleden die wel tot actie bereid waren, zich niet voor bindende afspraken in het verdrag sterk hebben weten te maken. Het broeikaseffect, zo meldt het verdrag, zou alleen door middel van vrijwillige actie tegengegaan worden. Bovendien werd er geen termijn gesteld waarin reductie plaats zou moeten vinden. De dode letter komt pas goed naar voren zodra je beseft dat slecht gedrag geen gerechtelijke gevolgen zou kennen. Het resultaat loog er ook niet om. De uitstoot van koolstoffen bleef wereldwijd onverminderd met gemiddeld 1,2% per jaar stijgen en de gevolgen van klimaatveranderingen kwamen in de loop van de jaren ‘90 nog nadrukkelijker in beeld. Ondanks het optimisme dat de milieutop dus had opgewekt, bleek het resultaat voor de aarde en haar bewoners helemaal niet zo bevorderlijk als gehoopt. Nadat een nieuw onderzoek bewezen had dat veranderingsprocessen nu toch al aan de gang waren, deed dit algemene falingsbeleid (de uitstoot in Nederland was inmiddels ook met 8% gestegen) de deelnemende landen doen besluiten om tot effectievere afspraken te komen. COP3 – de Conferences of the Parties waren als onderdeel van het Rio-verdrag opgenomen om de implementatie van reductiedoeleinden te evalueren – vond plaats in Kyoto (1997). Hier werd dan eindelijk onderhandeld over bindende maatregelen wat resulteerde in afspraken over een wereldwijd gemiddelde reductie van 5,2% te voldoen in de periode 2008-2012. Vergeleken met het cijfer van 60% (de internationale wetenschappelijke consensus), lijkt dit cijfer bij lange na onvoldoende. Ook hier speelden dus economische en politieke belangen weer een grote rol. In de eerste plaats zagen ontwikkelingslanden het als een nieuwe vorm van kolonialisme als ook zij tot reductie over moesten gaan zoals de Amerikaanse regering eiste (ze ontberen namelijk het kapitaal om tot technologische modernisering over te gaan). Op de tweede plaats was het wederom de Verenigde Staten die zelf niets van een hoog reductiecijfer wilde weten en uiteraard speelde de internationale concurrentiepositie ook voor de Europese Unie een grote rol. Technocratische economische modellen moesten er dan ook aan te pas komen om de ‘juiste’ reductie vast te stellen. Als reactie op de lage inzet van de VS besloot de Europese Unie haar oorspronkelijke doelstelling van 15 echter wel naar de nu nagestreefde 8 procent bij te stellen. Desondanks de lage doelstelling is het Kyoto Protocol echter nog niet in werking getreden en ratificatie zal in niet geringe mate af gaan hangen van aankomende ontwikkelingen tijdens COP6 in Den Haag (lees: of het internationale bedrijfsleven en hun regeringen met de invulling ervan eens kunnen zijn) De Haagse Agenda
Met het aankomende COP6-verdrag lijkt een algemene gezondheidsverbetering van de aarde dus niet afgedwongen te worden. Dit blijkt overigens ook uit de overige Haagse agendapunten. De voorheen wel eens als idealistisch betitelde Gezamenlijke Uitvoering (G.U. - Joint Implementation) en Schone Ontwikkelings Projecten (S.O.P. - Clean Development Projects) zijn mechanismen die duurzame ontwikkeling in minder geïndustrialiseerde landen moet bevorderen. In ruil voor investeringen in een ontwikkelingsland (S.O.P.) of in bijvoorbeeld een Oost-Europees land (G.U.) kan een Westers land of bedrijf rechten om zelf meer CO2 te verwerven gemakkelijk verdienen. Vooralsnog zijn er wel twee voorwaarden hieraan verbonden. In de eerste plaats moeten investeringen in dat land tot een aantoonbare reductie van de CO2 uitstoot leiden en bovendien dienen investeringen duurzame ontwikkeling te bevorderen. Met name deze tweede voorwaarde staat onder druk. Voorbeelden waarin er namelijk geen sprake is van technologieoverdracht en bovendien duurzame ontwikkeling nooit ontwikkeld zal worden zijn er legio. Met de huidige plannen zal het G.U. mechanisme bijvoorbeeld de komst van kerncentrales of enorme waterkrachtcentrales stimuleren. Bovendien kan het S.O.P. het voor een Westers bedrijf mogelijk maken om door koolzuurabsorberend bos te planten hun morele verplichtingen te ontlopen en zo uitstoot rechten te vergaren. Vooral dit laatste punt staat dan ook ter discussie als deze zogenaamde ‘sinks’ biodiversiteit tegenwerken en daadwerkelijke duurzame maatregelen tegen houden. Het cruciale gevolg voor de klimaatcrisis is dan wel dat met de huidige voorgestelde regelgeving reductie eigenlijk helemaal niet lijkt te gebeuren (en de afgelopen 10 jaar is de uitstoot al zo enorm gestegen dat de landen het zichzelf alleen maar nog moeilijker maken). Op de eerste plaats vanwege de al eerder genoemde internationale emissie handel en het zelfgecreëerde ‘hot air’ probleem. Op de tweede plaats vanwege het CDM en GU mechanisme die ervoor zorgen dat het aantal gereduceerde concentratie broeikasgas in het ene land er in het andere land weer uitgestoten mag worden. En op de derde plaats omdat het volledig onzeker is in hoeverre bomen een werkelijk absorberend effect hebben. Bovendien zijn het nu ook de landen met een groot oppervlakte aan koolstof absorberend bos die erop aandringen dat hun absorberend vermogen ook in de berekeningen meegeteld moeten worden. Hoe rechtvaardig dit ook klinkt (want anders zou zelfs het kappen van oerbos zelfs kunnen worden), dit toelaten zou een behoorlijke stijging van CO2 kunnen rechtvaardigen. Een gezamenlijke publicatie van milieuorganisaties hebben deze stijging inmiddels geschat op 15%. Een heikel punt in Den Haag vormt bovendien de maatregelen die genomen zouden kunnen worden als landen nog steeds hun verplichtingen niet willen nakomen. Nog altijd zijn er landen die de voorwaarden hieraan zo laag mogelijk willen houden. Oplossingen voor wie?
Home | Introduction | Issues | Taking Action | Contacts | Links
|